Pingoruïne of trekgat te Berghuizen.
De pingoruïne te Berghuizen is ontstaan in de laatste ijstijd, het Weichselien-tijdperk, 75000-10000 jaar geleden.
In het Weichselien tijdperk bereikte Scandinavisch landijs Nederland.
Het steeds weer vriezen en opdooien tijdens het Weichselien-tijdperk deed ijsheuvels of pingo’s ontstaan. De naam pingo komt van het Inuktitut, de taal van de Eskimo’s, en betekent ‘heuvel die groeit’. Op plaatsen met kwel kon grondwater tijdens de dooi opstijgen. Dit water bevroor ’s winters en vormde op den duur een ijslens. Op deze ijslens lag eerst een heuvel van gesteente. Dit is de pingo. Bij het groeien van een dergelijke ijslens kon deze de bevroren grond omhoog en opzij drukken, waardoor een kegelvormige heuvel met een kern van ijs kon ontstaan. Tot slot smolt de ijs lens en ontstond een pingoruïne of gletsjerkuil. Het ontstane meertje kan vervolgens in een warmere tijd weer opgevuld worden met organisch materiaal als gevolg van plantengroei. In de loop der tijd vormt zich uit dit organisch materiaal veen. Later is dat veen er door de mens uit gehaald om te gebruiken als brandstof. Hierdoor werd de vorm van de pingo weer zichtbaar als een rond meertje in het landschap.
Berghuizen dankt zijn naam aan de glooiingen in het landschap ontstaan in de ijstijd, de pingoruïne heeft de naam Trekgat gekregen, omdat het veen dat eerst in de pingo ruïne gegroeid was, er uit is getrokken om te gebruiken als brandstof.